Symptomen
De klachten worden veroorzaakt door beknelling van de zenuw en bestaan uit een tintelend of pijnlijk gevoel in de hand en de vingers en vooral het verzorgingsgebied van de zenuw. Dat wil zeggen de duim, wijs- en middelvinger en een deel van de ringvinger. Ook kan er een verdoofd gevoel van de vingertoppen ontstaan en een verminderde kracht waardoor gemakkelijk dingen uit de hand kunnen vallen. De pijn kan uitstralen via de onderarm en elleboog tot in de schouder.
In de nacht nemen de klachten vaak in ernst toe waardoor men er wakker van ligt. Maar ook overdag kunnen klachten optreden. Ook na stevige handenarbeid kan verergering optreden. Soms komt het carpaal tunnel syndroom aan beide handen voor.
Onderzoek en behandeling
grond van het klachtenpatroon kan de diagnose worden vermoed. Meestal worden er geen afwijkingen gevonden. Echter bij lichamelijk onderzoek kunnen gevoelstoornissen in duim, wijs- en middelvinger worden getraceerd en kan de duimmuis plaatselijk wat dunner zijn. Als de diagnose is vastgesteld, zal de neurochirurg de behandelingsmogelijkheden met u bespreken.
De behandelingsmogelijkheden:
- Geen behandeling, bij geringe klachten of bij klachten van voorbijgaande aard.
- Het aanmeten van een spalk waarmee de pols rust krijgt en de klachten kunnen afnemen.
- Een injectie in de pols met cortison en een plaatselijk verdovend middel.
- Een operatie.
Bij een operatie wordt de verbinding tussen de pink en duimmuis, het dak van de carpale tunnel doorgesneden, waardoor de inhoud en dan vooral zenuw van de beknelling wordt verlost.
Na de operatie is het raadzaam de vingers gewoon te blijven bewegen, echter dient de handpalm gedurende een periode van 2 weken wel rust te hebben en moet kracht zetten worden vermeden. Deze rust is noodzakelijk voor de wondgenezing.
Indien u aan beide handen aan het carpale tunnel syndroom lijdt, zal de operatie gezien de 2 weken rustperiode nooit aan beide handen tegelijkertijd worden verricht.